Een klinker, klinkaert, straatklinker of straatsteen is een type dat gebruikt wordt als bestrating in de wegenbouw. De naam klinker slaat van oudsher op bakstenen, die als men ertegenaan tikt "helder klinken".[1] Ook betonstraatstenen worden in de praktijk soms (beton)klinkers genoemd. Betonstraatstenen hebben echter een heel andere samenstelling in materiaal en ook een heel ander bereidingsproces, al worden ze op dezelfde manier gebruikt. In vergelijking met stenen die in de huizenbouw worden gebruikt, zijn klinkers harder. Dit wordt bereikt door een langer en heter bakproces in de steenfabriek. Hierbij versmelten de kleideeltjes in een proces dat sinteren wordt genoemd. Een klinker (klinkaert) is een zeer hard gebakken klampsteen. Een klinkaert is bruin tot paarsachtig getint en heeft een hoge druk- en slijtageweerstand. Hij wordt hoofdzakelijk gebruikt voor onderbouwen, waterwerken en vergelijkbare toepassingen. Voor plinten, deurdorpels en bevloeringen wordt hij eveneens aangewend. Men onderscheidt ook hier handvormsteen en met de vormbakpers gevormde steen.
Afrikaans padoek is het hout van Pterocarpus soyauxii. De boom kan tot 50 meter hoog worden en krijgt een kruin van circa 30 meter. Andere typische kenmerken zijn de rode stof die de schors afscheidt en de smalle aanloopwortels van ongeveer 6 cm. Het hout is in Europa de bekendste en meest gebruikte padoeksoort, maar er bestaan ook andere soorten (Andaman en Indisch padoek). Het kernhout van Afrikaans padoek is fel oranjeachtig rood, ook wel koraalrood genoemd, vandaar ook wel de Franse naam corail. Bij blootstelling aan licht verandert deze kleur snel tot vaal roodbruin en op den duur tot zwartbruin. Padoek is een zeer stabiele houtsoort die niet werkt en nauwelijks vervormt.
Kasseien of kinderkopjes zijn kleine stukken natuursteen die na bewerking worden gebruikt voor het verharden van wegen.De naam kinderkopje duidt op de grootte: zo groot als het hoofd van een kind. Onder die naam zijn ook kleinere maten in gebruik. In sommige regio's van België en in Zuid-Nederland wordt de term kinderkopjes nauwelijks gebruikt en spreekt men veeleer van kassei. Dit woord (en de oudere vorm kalsijde) komt van het Latijnse (via) calceata, een met kalk bedekt(e weg). Van diezelfde etymologie komt het Franse woord chaussée (d.w.z. steenweg); daarom vindt men hier en daar in België wegen met de naam Chaussée romaine / Romeinse kassei. In Noord-Nederland gold het woord kassei vroeger als 'Vlaams'. De afgelopen decennia heeft het woord via het wielerjargon ook ingang gevonden in het Noord-Nederlands.Vaak zijn kasseien op maat gehakte stukken porfier. Dit in tegenstelling tot flinten, die onbewerkt zijn. België en Noord-Frankrijk kennen nog veel landelijke wegen met kasseien. Dikwijls zijn dit holle wegen.